SV | Het overige nu daarvan maakt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld; hij knielt er voor neder, en buigt zich, en bidt het aan, en zegt: Red mij, want gij zijt mijn god! |
WLC | וּשְׁאֵ֣רִיתֹ֔ו לְאֵ֥ל עָשָׂ֖ה לְפִסְלֹ֑ו [יִסְגֹּוד־ כ] (יִסְגָּד־לֹ֤ו ק) וְיִשְׁתַּ֙חוּ֙ וְיִתְפַּלֵּ֣ל אֵלָ֔יו וְיֹאמַר֙ הַצִּילֵ֔נִי כִּ֥י אֵלִ֖י אָֽתָּה׃ |
Trans. | ûšə’ērîṯwō lə’ēl ‘āśâ ləfisəlwō yisəgwōḏ- yisəgāḏ- lwō wəyišətaḥû wəyiṯəpallēl ’ēlāyw wəyō’mar haṣṣîlēnî kî ’ēlî ’ātâ: |
Het overige nu daarvan maakt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld; hij knielt er voor neder, en buigt zich, en bidt het aan, en zegt: Red mij, want gij zijt mijn god!
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Het overige nu daarvan maakt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld; hij knielt er voor neder, en buigt zich, en bidt het aan, en zegt: Red mij, want gij zijt mijn god!
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!